Voor een schoolopdracht ben ik de laatste tijd een paar maal naar de kerk geweest; drie heel verschillende ervaringen:
kerkdienst | zondag 12 januari | kerk van de Heilige Familie, Kamperfoelieplein, Den Haag
Onverwacht vol was het in de kerk. Het is een groot gebouw in een vooroorlogse woonwijk; ik kom er al 12 jaar langs en vind het een bijzonder mooie kerk, maar was er nog nooit binnen geweest. Het blijkt een katholieke kerk te zijn. Ik schat dat er ruim honderd mensen aanwezig zijn en ik voel me de jongste bezoeker tussen alle grijze en kale hoofden. Er zingt een koor, helder en meerstemmig, heel fijn om naar te luisteren. De ochtendgymnastiek kende ik niet en ik doe maar een beetje mee met iedereen om me heen; zitten, knielen, staan, zitten, knielen enzovoort. Na een paar keer doe ik niet meer mee met knielen, maar blijf wel opstaan. Er is een dame die nu en dan het woord neemt, voorleest en mededelingen doet, terwijl de priester andere stukken voor zijn rekening neemt. Vandaag staat in het teken van de doop van Jezus door Johannes. Het stelt me allemaal nogal teleur; ik word nergens aangesproken, de preek kent nauwelijks koppeling naar het dagelijks leven en waar dit gebeurt lijkt er vooral verwezen te worden naar gevoelens van angst voor een veranderende samenleving, waar geld de belangrijkste drive tot handelen is. Ik herken dit persoonlijk niet, ook al herken ik die sentimenten in de samenleving. Een zondagsviering lijkt me heilzamer om deze angst weg te nemen dan om deze te bevestigen. Ik denk terug aan de vieringen bij Parnassia en ben blij dat ik wat dat betreft de bedoeling om mensen te bekrachtigen goed heb herkend. Het ritueel om elkaar de vrede van Christus te wensen werd ook hier uitgevoerd, maar zonder bezieling, afstandelijker, vergeleken met de eerste viering bij Parnassia waar ik het gevoel kreeg dat verschillen werden afgelegd en we elkaars gelijken waren. Ik ben niet gebleven om koffie te drinken, na te praten. Dit heeft mij niets te zeggen.
Wat ik heb ervaren als lege rituelen heeft me laten nadenken over mijn eigen leven en in hoeverre ik zelf ook lege rituelen heb ontwikkeld, zaken die zich repetitief afspelen waarvan ik mij niet bewust ben. In zekere zin is de bijna-dagelijkse confrontatie met de ellende van het journaal wellicht zoiets; de illusie van grip op de werkelijkheid. Terwijl ik inmiddels toch wijzer zou moeten zijn geworden door psychologische inzichten: de mens is biologisch gezien gericht op het herkennen van gevaar. Moet er gevlucht of gevochten worden? Een onzinnig ritueel eigenlijk. De kerkdienst leek op dezelfde sentimenten te mikken. Ik neem me voor om de actualiteiten te laten voor wat ze zijn: een illusie om controle over de werkelijkheid te krijgen in een chaotische wereld.
stiltecentrum | woensdag 15 januari
Het was een ware pelgrimstocht naar de Sint Franciscuskerk op het terrein aan de Monsterseweg, even buiten Den Haag. Op de fiets met wind tegen en een fikse bui dacht ik nog aan de teleurstellende ervaring van afgelopen zondag in de katholieke kerk in mijn eigen buurt. Ik probeerde nog iets voor de geest te halen wat er is gezegd. Nee, het was vooral ritueel zonder mij aansprekende inhoud. Nu was ik op weg naar onbekende inhoud, maar tenminste zonder de rituelen die mij niets deden.
Het was er aangenaam warm toen ik binnenstapte en het rook ook lekker en er klonk klassieke muziek, Pachebel, geloof ik. Er waren twee mensen binnen die met elkaar in gesprek waren en ik zocht een plekje voor mezelf om alles kalm in me op te nemen. Toen ik zat kwam een van de twee naar me toe en stelde zich voor; een gastvrouw. Ze vroeg me of ik hier bekend was en of ze iets voor me kon betekenen. Ik antwoordde dat ik was gekomen om rustig na te kunnen denken. Dat was goed. Dat was zelfs heel goed en ze vervolgde haar gesprek weer. Ik kwam niet om na te denken, maar om te proberen wat stilte te ervaren, een meditatief moment. Ondertussen kreeg ik wel mee hoe zij en de bezoeker richting een altaartje liepen, er knielden en hardop baden. Een mooi samenzijn, vond ik.
Samen bidden is ook een prachtige manier om aandacht voor een ander te hebben ging het door me heen. Ik zal veel schroom moeten overwinnen om zoiets te kunnen doen. Enerzijds zou ik het huichelachtig van mezelf vinden om te doen alsof ik bid tot een god waarin ik niet geloof, maar anderzijds zie ik het mooie van het gebaar dat je maakt. Misschien moet ik proberen los te laten dat dit in mijn geval een vorm van heiligschennis is. In de intentie en de aandacht, zo leer ik althans op school, is god te vinden en dan doet het er niet toe wat je wel of niet gelooft. Om deze gedachten in een kerk door je heen te laten gaan, heeft iets bevestigends. Dit komt waarschijnlijk ook doordat ik bij een tweede bezoeker opving hoe er werd gebeden. Ik ving op dat hij het fijn zou vinden wanneer zij samen zouden bidden en ditmaal ging zij voor in dit gebed, waarbij zij min of meer interpreteerde wat hij haar zojuist had verteld en van daaruit hardop benoemde hoe zij dacht dat hij het beste geholpen zou kunnen worden, in gewone mensentaal, zonder verheven aanroepingen. Hij bevestigde nu en dan wat hij hoorde; als in een duet. Daarna liet ze hem even alleen en liep op mij af en vroeg me of ik OK was of dat ze inmiddels misschien iets voor me kon betekenen. Er kwam een volgende bezoeker binnen. Ik heb voldoende gedachten in me om weer te kunnen vertrekken; het heeft me goed gedaan. Buiten was het opgehouden met regenen en ik had nu wind mee en bij de uitgang van het terrein groette die eerste bezoeker uit de kerk mij opgewekt…”ik ga even naar mijn moeder, da-hag”.
Kloosterkerk, Den Haag | 26 januari
Gelokt door een aankondiging in de krant waarin de dienst werd aangeprezen door de aanwezigheid van het Residentie Bachkoor en het Residentie Bachorkest heb ik nog een kerkdienst bijgewoond. Mijn oma had in het Twents altijd een mooi gezegde wanneer het ergens druk is: ze hingt er met de been’n oet. Ik schat zo’n 500 bezoekers op hun zondags gekleed. Het was direct duidelijk dat hier de gegoede burgerij ter kerke gaat, zoals ook prinses Beatrix hier regelmatig kwam. Bij binnenkomst herkende ik een aantal kunstwerken die ik al eens in een tentoonstelling in museum Beelden aan Zee had gezien: Denkeilanden van Eveline van Duyl; grote ruimtelijke werken van bijzondere materialen die op strijktafels waren geplaatst. Portretten van grote denkers: Augustinus, Spinoza, Sartre, Nietzsche en Ahrendt. Muziek, kunst en filosofie in deze kerk…het voelt als een warm bad voor me! Wekelijks wordt in deze periode één van deze denkers behandeld tijdens de preek, die begon met een mooie woordvondst, waarin hij schakelde van de crisistoestand in ‘onbewoonbaar verklaard’ naar het existentialistische ‘onverklaarbaar bewoond’
“De mens is gedoemd vrij te zijn…hij heeft zichzelf niet geschapen. Hij is in de wereld geworpen en daarna alleen zelf verantwoordelijk voor alles wat hij doet, zonder houvast en zonder enige hulp.” Vandaag viel de beurt aan Sartre. Ik had al ‘amen’ willen zeggen, maar daartegenover werden brieven van Paulus aan Romeinen en Galaten gezet. Eenzelfde boodschap over de mens die in zinloosheid is gevangen, maar met een groot verschil in een laatste overweging: waar Sartre geen hoop heeft, of het onzinnig vindt om te hopen op wat er na dit enige leven gebeurt, daar ziet Paulus de hoop als betekenisgever voor het leven. We kunnen niet zien waarop onze hoop gericht is, maar dat maakt het vertrouwen er niet minder door. Ik voel me hierdoor niet aangesproken en heb genoeg aan Sartre, maar zie de gemeente instemmen met Paulus. Ik vraag me af of het nodig is om die sprong te maken om elkaar te begrijpen; er lijkt iets fundamenteel anders te zijn in die twee verschillende manieren van denken die elkaar met deemoed beschouwen. De benadering van de protestantse Kloosterkerk stemt me na de katholieke teleurstelling weer wat hoopvoller over de kerk als betekenisgever in het leven van mensen. Dat had ik ook nodig! Hier werden mensen als volwassenen aangesproken op een niveau waar respect voor de gemeente getoond wordt; de voorganger geen herder en wij geen schapen. Intellectueel voer om een weekje op te kunnen teren wellicht. Ik weet niet hoe anderen dit hebben beleefd, maar ik heb ervan genoten.